Gedichten
Ongeduld
Weet je, deze wintertenen
staan te dringen, alle tien
maar ze moeten nog heel even...
voor ze 't licht weer mogen zien
Voor ze schaamteloos zich laven
aan het zand en malse gras,
aan 't water in de haven
of het drassige moeras
Oh ze kunnen amper wachten
in hun sokken nog gehuld,
krijg ik vrolijke gedachtenen
maar heb nauwelijks geduld!
Boom
Je bent de bank waarop wij rusten,
het vuur dat ons verwarmt
Het wiegje voor nieuw leven,
de kist die ons omarmt
De klompen aan de voeten,
een lust maar ook een last
Het draagvlak voor de spijzen,
de stoof, de boekenkast
Maar het aller allerbeste
door jou aan ons gegeven,
is toch die ene bron,
de zuurstof van het leven.
Voorjaar en dan
maken lammetjes vreugdesprongen,
kwetteren vogels heen en weer
Trekken padden ras hun plan,
kijkt het zonnetje op ons neer
Voeten krijgen jubeltenen,
onze snoet een roze blos,
harten gaan weer sneller kloppen
van het joggen in het bos
Tijd om tussen al dat hollen
even heerlijk stil te staan
midden in een veld met bloemen
die opnieuw weer opengaan
Oh wat hou ik van het voorjaar,
van nieuw leven dat ons voedt
En de buik vol lentekriebels
geeft je ongekend veel moois
Geitenwollensokkenweer
De wind raast van oost naar west,
de regen weerkaatst op de keien,
vijf minuten op de fiets
en je hebt kletsnatte dijen
De herfst stemt ons wispelturig,
met een trui en dikke das
verdwijnen we langzaam maar gestaag,
dieper en dieper in onze jas
Thuis wacht ons de warme kachel,
stamppot boerenkool met worst,
de bank, een plaid, wollen sokken
en...een appeltje voor de dorst!
't Lauwersmeer
Roerloos, zonder geluid
toon je je schoonheid
Je geest is stil
je huid een spiegel,
de wind raakt nauwelijks je haar
Met in de verte
slechts een rimpeling,
een zacht en vriendelijk gebaar.
Herfst prachtig
Het rood-oranje-geel
kruipt langzaam in 't blad
en eenmaal op de grond
ontstaat een jolig pad!
We banjeren en schoppen
de bladeren uitéén,
kinderen die rennen
er schaterend doorheen
En op die grote paddestoel,
rood met witte stippen,
jeetje ja, je raadt het al
zit spillebeen te wippen!
We kijken onze ogen uit
naar de wond'ren van 't bos
en met een beetje fantasie
komt er een sprookje in ons los
Strek je benen, snuif de lucht,
zie een heuse heksenkring
Wedden dat je straks dan zegt:
'Tsjonge wat een wandeling'!